Fetza state
Voor zover bekend is Fetza State in de 15e eeuw of al eerder gebouwd. In 1529 was Aelcke van Hermana, weduwe van Lolle Heresz. van Ockinga eigenaresse van Dotinga State, dat ze waarschijnlijk van haar vader Hobbe Taeckesz. van Hermana had geërfd. Zij had tot aan haar tweede huwelijk op Fetza State gewoond.
Lolle van Ockinga was al in 1520 gestorven en ligt begraven in de kerk van Dronrijp. Op zijn opvallende grafsteen is een ridder in vol ornaat afgebeeld. Hij was een hoofdeling, een heerschap van stand uit de 15e eeuw, maar één van de laatste van zijn soort.
Zijn zoon Watze leefde in een heel andere eeuw. De feodale vetes waren afgelopen en om je zin te krijgen moest je het met praten af kunnen. Watze studeerde daarom rechten, was een tijdje Grietman van Menaldumadeel (1540-1542) maar het grootste deel van zijn leven Raadsheer aan het Hof van Friesland (1549-1575). Hij werd ook wel “De Oude” genoemd.
Vanaf 1640 is de Fetsa State eigendom en in gebruik bij jonkheer Douwe van Ockinga, van wie de State tot zijn overlijden in 1666 eigendom blijft.
Via stamboom onderzoek is mij nu duidelijk geworden hoe de State van de familie Ockinga over is gegaan naar de familie Burmania. De informatie in het boek “Skiednis fan Menameradiel” is niet helemaal juist. Daarin wordt vermeld dat rond 1670 de State in handen komt van de overste Watze van Burmania en later van zijn weduwe. Die weduwe heette niet Fedt van Cammingha, maar Helena van Botnia.
Watze's vader Sybrant (de jongere) van Burmania had een oudere broer George, die op 10 december 1634 overleed. Hij was getrouwd met Fedt van Cammingha, die echter bij zijn overlijden al overleden was, namelijk op 8 januari van datzelfde jaar.
Echter George van Burmania en zijn vrouw Fedt van Cammingha zijn geen eigenaar van deze State geweest. Na het overlijden van Douwe van Ockinga in 1666 vererft de State via zijn oudere zus Wick van Ockinga, die trouwde met Sybrant (de jongere) van Burmania op hun zoon Watze van Burmania. Hij trouwt met Helena van Botnia en na de dood van haar man in 1691, zal ze op de State zijn blijven wonen. Het echtpaar Watze en Helena bleef kinderloos.
Na haar overlijden in 1708 vererft de State op oud-kapitein Taecke Sybrand van Burmania. Watze had een oudere broer Upcke van Burmania, die al in 1673 overleden was. Hij trouwt met Catharina van Cammingha en dit echtpaar krijgt in elk geval drie kinderen, waarvan de jongste Taecke Sybrand heet.
Taecke Sybrand van Burmania was verslingerd aan de “bullescheyt” (sterke drank) en raakte in geldnood. Misschien ook wel omgekeerd, door geldnood aan de drank. Hij verkocht op zeker moment “de magnifique alé of opreed na Fetza, bestaande uit 6 rijen vleurige yperen boomen om nooddruft voor half geld”. En dat was jammer, zo schrijft meester Roucoma verder in zijn kroniekje, want “’t was een cieraad van de Rijp en soo mooy en regulier als er een in de provincie waare”. Als zoiets voor half geld verkocht moet worden is het inderdaad erg slecht gesteld met de financiën en het ziet er naar uit dat de state langzaam aftakelde. Rond 1750 is het mooie huis met trapgevels, gracht, poort en al “gansch vervallen”. tot 1520 Lolle van Ockinga
1520 - 1529 Aelcke van Hermana (weduwe)
1529 - 1575 Watze van Ockinga (zoon)
1575 - 1624 Watze van Ockinga (zoon), getrouwd met Saepck van Burmania
1640 - 1666 Douwe van Ockinga (zoon)
1666 - 1691 Watze van Burmania (neef)
1691 - 1708 Helena van Botnia (weduwe)
1708 - Taecke Sybrand van Burmania (neef) Op de plek van de state staat nu een boerderij.
Colofon
Dronryp 'historische beschrijvingen' - 2018