Zoek op categorie


Ruim honderd jaar geleden zit Minne Minnema ’s avonds bij kaarslicht te schrijven. Hij heeft net een rekening voor Meinte Ruurds Abma, boer op Carpe Diem, uitgeschreven voor de levering van zakken mais en lijnmeel. Minne Jelles Minnema wordt geboren op 29 juli 1889 en Aaltje Sybrens Sybranda bijna een jaar later op 15 juli 1890. Minne Jelles zijn vader Jelle Minnema is getrouwd met Trijntje Hoekstra. De vader van Aaltje Sybrens, Sybren Sybranda, is getrouwd met Sjoerdje Stastra. Beide echtparen wonen in Scharnegoutum, waar beide vaders arbeider zijn. Minne is nog maar tien jaar oud, als zijn vader overlijdt. Minne moet daarom al vroeg meehelpen de kost te verdienen en hij wordt boerenknecht in Jutrijp.  Aaltje haar vader is vrachtrijder geworden. Hij heeft voor haar een plekje gevonden in Dearsum, waar ze als boerenmeid aan de slag gaat. Minne wordt goedgekeurd voor de militaire dienst en gaat op 23 december 1908 in dienst.  Op 9 oktober 1909 wordt hij afgekeurd ingevolge artikel 101 der Militiewet 1901. Minne en Aaltje houden contact en als ze genoeg gespaard hebben, trouwen ze op 15 mei 1915 in de gemeente Wymbritseradiel. Het jonge paar komt op 15 mei 1915 in Folsgare te wonen, waar Minne arbeider wordt. Eind november 1916 koopt Minne, samen met twee anderen, vier huizen met erf in Uitwellingerga, die ze gaan verhuren. Op 21 januari 1917 wordt in Folsgare zoon Jelle geboren. Op 14 mei 1917 verhuist het gezin naar Uitwellingerga, waar op 6 oktober 1918 Sybren wordt geboren. Vanuit Uitwellingerga verhuizen ze op 12 mei 1919 met hun twee kinderen naar Wieuwerd, waar Minne weer als arbeider aan de slag gaat.

Folsgare bestaat in 1850 uit een pastorieboerderij met daarnaast de kerk en de school. Tegenover de school is de timmerzaak van Johannes Paulus Spiering ( nu Tsjaerddyk 44), aan de andere zijde van de opvaart/Mieddyk woont Hans Kreger die kuiper is (Tsjaerddyk 42). Daarnaast staat de herberg/winkel van Epeus Couperus (Tsjaerddyk 38), de winkel van Kornelis Sjerps Piersma (Tsjaerddyk 36) en als laatste de slagerij van Willem Sjerps Twijnstra. Aan de noordzijde er schuin tegenover staan het kerkhuis noord en “de Tempel”. Zoon Pieter Willems staat op 23 maart 1850 met Trijntje Gorrits van der Goot voor de ambtenaar van de burgerlijke stand en geven elkaar het jawoord. Zijn huwelijk is in een stroomversnelling geraakt door het overlijden van zijn baas, timmerman Johannes Paulus Spiering, in december 1849. Pieter Willems wil nu de timmerzaak overnemen en met de steun van zijn schoonvader die boer is op Walma state, zal dat geen probleem worden. In 1864 voltooit timmerman Pieter Willems de bouw van de nieuwe kerk in het dorp. Hierna volgen nog een paar woningen aan de Tsjaerddyk. Hij bouwt in 1870 de smederij naast de kuiperij van zijn broer Freerk. In 1871 volgt het huis (Tsjaerddyk 47) tegen het erf van de pastorieboerderij waar zijn broer Gerrit Willems komt te wonen. Gelukkig is hij echter niet, want de nieuwe kerk is aan het verzakken en herbouw komt dichtbij. De reacties uit het dorp doen Pieter Willems in 1872 besluiten om te stoppen als timmerman in Folsgare. Hij verkoopt zijn timmerzaak aan Auke van der Velde. Pieter Willems verhuist eerst naar Abbega, waarna hij weer timmerman wordt in Huizum onder Leeuwarden.

Taede Ruurds Abma is op 30 juni 1826 in Folsgare aan de ‘leane’ geboren en wordt aangegeven op 1 juli 1826 door zijn vader Ruurd Freerk Abma met de getuigen Fedde Oeges Breeuwsma en Hendrik Uiltjes Hoekstra, beiden boer en buren van de ouders Ruurd Freeks Abma en Hiltje Klazes Wiersma. Ruurd Freeks Abma oud zeven en veertig jaren boer wonende te Folsgare welke ons een kind van het mannelijke geslacht heeft voorgesteld, den dertigsten der maand Juny dezes jaars des avonds ten zes uren uit hem declarant en Hiltje Klazes Wiersma zijne Huisvrouw te Folsgare geboren, en aan het welk hij verklaard heeft de voornaam te geven van Tade. Taede is het tiende kind van Ruurd Freerks en Hiltje Klazes en voor een naam moeten ze wat verder terug in de tijd. Hij wordt vernoemd naar zijn overgrootvader Tade. Zijn beppe Baukje Taedes is in 1811 overleden. In de nalatenschap van Meinte Ruurds Abma staat een notitie waarin vermeld staat dat Baukje Taedes is geboren op 6 mei 1744. Uit het doopboek van de Hervormde gemeente Oudega, Idzega en Sandfirden blijkt dat haar ouders Tade Murks en Geertje Goverts zijn.   Taede Ruurds wordt in de geboorte akte door zijn vader aangeven met de naam Tade precies zo als Baukje haar vaders naam geschreven wordt bij haar inschrijving in het doop register van Sandfirden. Taede blijft de jongste van het gezin en is bijna zeven jaar oud als zijn vader Ruurd Freerks Abma, 54 jaar oud, op 16 maart 1833 overlijdt. Aangevers zijn Taeke Jans Westendorp, oud zeven en dertig jaren, boer op Suderburen, en Wiebren Lolkes van Wieren, oud dertig jaren, boer op Strûpenkeal, beiden buren van de overledene. Taede is boerenzoon en groeit net buiten het dorp op aan de ’leane’. Er is nog geen school en hij  krijgt les van zijn moeder en oudere broers en zusters. Het boerenwerk is een onderdeel van zijn opvoeding en als jongste zoon zal hij later als boer op de ouderlijke boerderij komen.       Taede Ruurds is al op 18-jarige leeftijd gekozen tot kerkvoogd. Het maakt niet uit of je Teerde of Taede schrijft hij hoort nu wel bij de mensen die iets in de melk te brokkelen hebben.

Op 12 mei 1898 wordt  Meinte Ruurds Abma geboren in Hidaard. Zijn ouders Ruurd Taedes Abma en Hesseltje Brandsma verhuizen in 1905 naar Folsgare.  Op 11 mei 1922 trouwt hij met Akke Boschma, een dochter van Feike Boschma en Willemke Rollema. Hij wordt later boer op de “Blikken pleats” en geeft de boerderij de nieuwe naam Carpe Diem. Meinte Ruurds schrijft veel stukjes, het volgende verhaal is van zijn hand. Het verhaal is, zo veel mogelijk letterlijk, naar het Nederlands vertaald, de originele Friese tekst staat onder de Friese versie van de dorpscanon. De verste herinnering aan paarden gaat terug naar Hidaard, waar ’s ochtends het paard voor de karnmolen liep. En dat bleef ook wel eens staan en dan kwam moeder door de deur van het karnvertrek en zei: krr, krr, en de zaak liep weer. In 1905 verhuisden wij naar Folsgare  en in 1907 werd de boerderij verbouwd. Toen kwam er weer een paard voor de karnmolen, maar nu ging het om de waterbak  (400 liter) op zolder vol te pompen. Als jongen mocht je in de vakantie met het oudste paard er tussenin rijden bij het mesten, toen je wat ouder werd, kreeg je een wat schrikachtiger dier in handen, alles onder de voorwaarde “je mag niet zo jagen”. Met twee paarden voor de maaimachine werd al een wat groter blijk van vertrouwen gegeven. Als jongeman met een vriendin in de tilbury op hoogtijdagen naar Leeuwarden of naar Gaasterland waren hoogtepunten. Soldaat worden was er ook bij. “Waar wil je dienen?” werd ons bij de keuring gevraagd. “Bij de cavalerie”,  was het antwoord.

Meinte Jelles  Abma wordt geboren  op 2 september 1930. Hij is het vijfde kind in het gezin van Jelle Ruurds Abma en Doutje Tjitses Bouma. Hij groeit op op een boerderij, net buiten Folsgare, aan het eind van de zgn.  ‘Reade Leane’ ( zie ook venster:  Folsgeasterleane 15 ) Meinte gaat na de lagere school in Folsgare naar de Rehoboth-mulo in Sneek en doet vervolgens nog de  A-afdeling van de Rijks-HBS in Sneek.  Hij begint zijn carrière op de gemeentesecretarie van Sneek. Hij is, net als zijn vader die gemeenteraadslid in Wymbritseradiel is, een “wisse prater” en houdt niet van grootspraak.  Na acht maanden gaat hij naar Schoonebeek in Drenthe waar hij een jaar blijft. Daarna werkt hij ruim twee jaar in Zoelen, een dorp in de gemeente Buren, provincie Gelderland.  De volgende standplaats, voor een periode van drie jaar, is Eibergen in de  gemeente Berkelland in de Achterhoek. Vandaar verhuist hij naar Wateringen in de gemeente Westland,  weer voor drie jaar. Tussen de bedrijven door behaalt hij in de avonduren de diploma’s Gemeente Administratie en Gemeente Financiën. Vanaf 1 juni 1960  gaat hij aan het werk in de gemeente Maartensdijk als  hoofd gemeentefinanciën en loco-secretaris. In 1968 trouwt hij met Gijsje Berdina Johanna (Bep) de Nooij, verpleegster, uit Den Haag. Als Haagse komt ze in een puur Friese familie terecht en leert tijdens de logeerpartijen in Folsgare het Fries te verstaan. Meinte en Bep adopteren twee kinderen uit Kreta. De oudste wordt Jelle Michalis genoemd en de jongste Meinte Gerben Willem. Meinte studeert in zijn vrije tijd tussen de bedrijven door rechten in Utrecht en behaalt in oktober 1970 zijn doctoraal bestuursrecht met als hoofdvakken staats- en administratief recht. Meinte Abma heeft ambities en met twintig jaar bestuurservaring solliciteert hij naar de burgemeesters functie in Hennaarderadeel. Hij wordt aangenomen en Meinte Abma keert met zijn gezin in 1973  terug naar Friesland. 

Sjerp Gerbens en Sjoukje Willems trouwen op 31 oktober 1786 in Jorwerd.  Ze worden daar boer en boerin en in 1787 wordt Antje Sjerps geboren. In 1788 verhuizen ze naar het iets verderop gelegen dorpje Baard. Na de komst van twee dochters wordt hun zoon Willem Sjerps geboren in 1792. Na nog drie dochters, krijgen ze weer een zoon in 1802, Gerben Sjerps. Daarna volgen nog een dochter en een zoon. Antje Sjerps trouwt in 1809 met Hielke Pieters Wiersma uit Abbega. Hielke Pieters is boerenzoon en het paar begint met de steun van Hielke Pieters zijn vader Pieter Rienks, een eigen boerenbedrijf in Abbega. Willem Sjerps gaat, net als zijn oudste zuster, rond 1812 naar Abbega en wordt daar boerenknecht. Hij ontmoet hier Japke Pieters Boomsma, dochter van Pieter Gerrits Boomsma en Antje Freerks Bouwma,  boer op de pastorieboerderij. Willem Sjerps en Japke Pieters trouwen in 1816 en beginnen een winkeltje in het dorp. Dit brengt te weinig op en een jaar later regelt schoonvader dat Willem Sjerps boer wordt op de kerkboerderij aan de Rige vlak bij Abbegeasterketting. In 1817 wordt Antje Willems geboren. Daarna komen er nog 7 kinderen van wie er drie jong overlijden. In 1830 verhuist de familie Twijnstra naar Folsgare. In het dorp staan, behalve een kerk en een pastorie boerderij, nog maar vijf huizen. Aan de zuidkant van de Tsjaerddyk is een timmerbedrijf (Tsjaerddyk 42), een winkel / herberg (Tsjaerddyk 38), een slagerij (Tsjaerddyk 36 e.v),  aan de noordkant een koemelkerij (latere Tempel) en een kerkhuis. Het gezin Twijnstra trekt in  bij  Kerst en Jacob Arjens en Willem Sjerps wordt slager van beroep. In Folsgare worden nog eens zes kinderen geboren en er overlijden twee kinderen.

Na de 2e W.O, bestaat Folsgare nog steeds uit één straat, de Tsjaerddyk, die soms ook de Buorren wordt genoemd. Aan deze straat staan de kerk, de school, de pastorieboerderij en zestien, meest oudere, woningen. Het dorp heeft echter behoefte aan nieuwe woningen want huurwoningen zijn er bijna niet meer. De Tempel is afgebroken en de woningen aan het Streekje zijn oud. Van de twee huurwoningen van de kerk is het huis aan de noordzijde verkocht en het huis aan de zuidzijde van de Tsjaerddyk is oud en erg klein. Dorpsbelang is er druk mee om nieuwbouw te realiseren. In 1948 is het zover dat er aan de noordzijde van de Tsjaerddyk, naast het voormalige kerkhuis, tegenover het huis van aannemer Marten Eppinga, twee blokjes van twee onder één kap woningen gebouwd zullen worden. Vanuit zijn woonkamer kan Eppinga volgen hoe de bouw van de woningen door Feenstra uit Nijland vordert. Dat gaat niet  zonder problemen. Als tijdens de bouw een zware storm over het dorp trekt, liggen de kajuiten van de nieuwbouw op straat. Ondanks de tegenslag worden de sociale huurwoningen in 1949 opgeleverd. Ze krijgen de nummers  Folsgare 10, 9, 8 en 7. Deze nummers worden in 1974 omgezet in Tsjaerddyk 33,  35,  37 en 39 . De woningen worden in het begin gebruikt als arbeiderswoningen voor de boeren in en rond Folsgare. In september 1949 verhuizen Hendrik Johannes Oppenhuizen en Annigje Tjalsma met hun vijf kinderen  vanuit  Oosthem naar het eerste nieuwbouwhuis in Folsgare gezien vanaf Nijland, nummer 33. Hendrik werkt bij Hessel Boschma op Walma State.