Dorpscanon van Spannum


Dorpscanon van Spannum


Eén van de eerste keren dat het dorp Spannum wordt genoemd heeft te maken met een directe voorvader van onze lokale held uit de late middeleeuwen Jonkheer Sybrant Goffes Roorda (1465-1550). In 1080 wordt Goffe Roorda Thoe Berlikum en Spannum geboren. Deze Goffe vertrok in 1096 op 16 jarige leeftijd met andere edelen naar het Heilige land, het huidige Israël. Goffe Roorda heeft Hertog Godfried van Bouillon geholpen om Jeruzalem in te nemen in het jaar 1099.

De naam Goffe bleef eeuwen in de familie Roorda, een oud Fries adellijk geslacht, dat oorspronkelijk uit Genum bij Dokkum kwam. De Roorda’s waren dappere strijders tegen het heidendom en verschillende Roorda’s waren kruisridder. In de tijd waarin onze Sybrant Roorda leefde rond 1500 ging men al niet meer op kruistocht. Sybrant is geboren in 1465 in Tzummarum. Zijn familie behoorde tot de Schieringers. In die tijd was er nog vol op strijd tussen de Schieringers en de Vetkopers.

Sybrant was het derde kind van Goffe Roorda en Ymck Hommema. Zij woonden in Tzummarum maar hadden ook land in en rond Spannum en ze bezaten de state Duinterpen. Sybrant trouwde in 1505 met Haringh Hottinga. De Hottinga’s waren een rijke Schieringers familie die in Wommels woonde. Het paar kwam in 1505 op Duinterpen in Spannum te wonen. De state werd later Donia state genoemd. Het was een stenen huis met muren van wel een meter dik. Deze state die er nog altijd staat, was tegelijk ook een boerderij, maar Sybrant was meer een bestuurder dan boer. Het was een onrustige tijd. Er waren regelmatig onderlinge ruzies tussen de Schieringers en de Vetkopers. Sybrant en Haringh deden regelmatig de poort dicht. Toen Albert van Saksen de Keizerlijke Stadhouder van Friesland werd, kwam er meer rust. Maar na zijn dood kwam zijn zoon George van Saksen aan de macht. De onrust en de oorlogen begonnen weer als vanouds.

Op het graf van Sybrant Roorda dat in de kerk van Spannum ligt staat in zijn epigram: Nadat hij, na op verschillende plekken uitgevoerde werken in oorlog en vrede, het vaderland vaak verlost had met bevolen hulp… Hieruit blijkt al dat Sybrant een raadsman was en veel voor de vrede in Friesland heeft betekend. Het is daarom ook niet vreemd dat hij in 1521 met Keimpo van Martena door de Staten van Friesland wordt uitgezonden naar de Rijksdag te Worms. Dit was een speciale Rijksdag die door Keizer Karel de V, de heerser over Friesland en het grootste deel van Europa, belegd was om bestuurszaken te bespreken. Karel de V wilde nog meer bereiken. Hij vond dat iedereen in zijn rijk katholiek moest zijn. De kerkhervormer Maarten Luther moest komen uitleggen wat hij wilde bereiken met zijn boeken en de stellingen, die hij op de deur had gespijkerd in Wittenberg. Maarten vertrouwde het niet maar Karel de V beloofde hem vrije aftocht.

Sybrant en Keimpo waren erbij toen Karel de V het Edict van Worms uitvaardigde, waarin Luther werd verbannen en vogelvrij werd verklaard. Gelukkig kreeg Maarten Luther hulp van een keurvorst en dook hij onder op zijn kasteel. Op dat kasteel heeft hij later de Bijbel vertaald in het Duits, zodat iedereen de Bijbel zelf kon lezen. Sybrant en Keimpo ging redelijk tevreden terug naar Spannum. Niet al hun wensen waren vervuld, maar de geroofde eigendommen kwamen rond 1524 terug bij de oorspronkelijke eigenaren.

Sybrant leefde in Spannum met zijn vrouw en kinderen. De eerst was een dochter die de naam Ymck kreeg naar Sybrant zijn moeder. Hierna kwam zoon Goffe, die de naam van zijn vader kreeg. Er kwam nog een broertje Here die naar de vader van Haringh werd vernoemd. Toen kwam zoontje Jurrien. Die werd later George genoemd. En als laatste kwam er nog een dochtertje Anne. Sybrant en Haringh hadden uiteindelijk vijf kinderen. Alle kinderen zijn getrouwd. Ymck trouwde met Bock Gratinga, die zij in Iens had ontmoet bij zijn familie Bock Riencks Gratinga van Burmania. Zij woonden later op Roorda state in Hitzum. Goffe trouwde met Mechteld van Naerden en woonde met haar in Franeker. Goffe ligt in het koor van de Martinikerk begraven. Van hem bezit het Fries museum een mooi portret. Here trouwde met Rints Minnema, een weduwe met 10 kinderen. Anna Roorda trouwde met Pier Burmania en woonde in Wommels.

Sybrand en Haringh woonden lang met hun zoon George (Jurrien) op Duinterpen. Na het overlijden van Bock Gratinga en Ymck Roorda kwam hun zoon Here bij Sybrant wonen. Deze kleinzoon van Sybrant moest alleen wel zijn naam aanpassen en ging verder door het leven als Here Roorda.

George was getrouwd met Doedt Camminga. Ze woonden in Spannum op Duinterpen. George heeft het bedrijf van zijn vader overgenomen. In 1549 een jaar voor Sybrant zijn dood, schonk hij zijn zoon 950 goudguldens als ‘Vaderlycke effectie” als beloning voor zijn steun. Dit kwam George en Doedt goed van pas, omdat ze geld nodig hadden voor de reparatie van de state. Sybrant is heel oud geworden, 85 jaar. Hij had alles goed geregeld en vastgelegd in zijn testament (Tresoar). Hierin werd bepaald dat George en Doedt: het goet genoempt Doenterpen tot Spannum kregen. Zijn vrouw Haringh was in 1539 al overleden op 60 jarige leeftijd. De laatste jaren van zijn leven werd Sybrant verzorgd in Klooster Anjum dat ligt tussen Berlikum en Ried. Sybrant overleed op 11 oktober 1550 in Leeuwarden. Hij is 85 jaar oud geworden. Ze hebben hem hierna begraven in Spannum.

In februari 2014 kwam zijn, in de Franse tijd zwaar beschadigde, grafzerk weer tevoorschijn bij de restauratie van de kerk. Toen kwam het verhaal over Sybrant Roorda en zijn kistje weer tot leven. Sybrant had bepaald dat in het kistje zijn testament moest worden bewaard. Dit kistje moest altijd op Duinterpen voor iedereen toegankelijk zijn. Zodat iedereen kreeg waar hij recht op had.

db_spannum_15742080001083664.jpg Bijna 500 jaar later werd in 2017 het iepenloftspul ‘It Kistke fan Sybrant Roorda” opgevoerd in Spannum. Een geweldig succes waar zeker 200 vrijwilligers aan meewerkten en dat is veel voor een dorp van 270 inwoners. Het leverde Spannum terecht een Gouden Gurbe op voor beste vormgeving.

Deze kerk is gewijd aan de heilige Remigius en is nu ook nog de naamdrager van dit gebouw. In de eerste helft van de 14de eeuw werd de grond verenigd met de bezittingen van de abdij van Lidlum bij Oosterbierum. De kerk bezit sinds eeuwen nog veel van deze landerijen. Een boerderij aan de Swachlumerleane was destijds een uithof van de abdij. Het bouwjaar van de kerk met toren dateert van ca. 1500.

Het jaar 1586 was een rampjaar voor het dorp, de Spaanse legerbendes, onder aanvoering van Taxis, doodden vele bewoners en de kerk met toren, pastorie, school en schoolmeesters-huis gingen in vlammen op.

De kerk en toren werden weer opgebouwd en nieuwe luidklokken werden aangebracht, hierdoor zaten de kerkvoogden nog een tijd in de schulden. De oudste klok dateert van 1590 en werd gegoten door Thomas Both, de andere klok is in 1620 aangebracht en werd gegoten door Hans Falck. Eén van deze klokken is recentelijk gerestaureerd. Tijdens de laatste oorlog werden de klokken door de bezetter gevorderd en werden verwijderd, gelukkig zijn ze na de oorlog weer teruggeplaatst. De beklamping met rode baksteen bij het koor en de zuidgevel inclusief het herstel van de toren dateert van de periode 1850-1900, alleen in de noordgevel zijn de gele kloostermoppen nog zichtbaar.

De zware westtoren bezit een nissen geleding en is gedekt met dakpannen op het zadeldak. Aan de zuidelijke zijde van de toren bevindt zich een cartouche met het wapen van Sminia herinnerend aan herstel van de kerk in 1742. In de kerk is een mooie 17-eeuwse preekstoel met achterschot en klankbord.

db_spannum_15742080008865251.jpg Een gesloten doophek en twee overhuifde herenbanken en een avondmaalstafel bevinden zich nabij het koorgedeelte. Twee banken met balusterleuning zijn voor de overhuifde banken gesitueerd, verder: 28 banken met gesneden eindstukken, 2 tekstborden met gesneden omlijsting; een tiengebodenbord met geschilderde voorstelling van Mozes met de Tafelen der wet in gesneden omlijsting.

db_spannum_15742080009221158.jpg Het eerste (Radersma) kerkorgel werd op 24 mei 1819 ingewijd. Een twee-klaviers orgel werd in 1911 door Bakker en Timmenga gemaakt. Het bestaande Radersma-orgel werd overgeplaatst naar de Herv. Kerk te Metslawier. Het mechanisch torenuurwerk van D. Wielinga, (Franeker), 1922, is buiten gebruik gesteld en is nu nog zichtbaar in de consistorie in de toren. In 1910 werd aan de noordoostzijde en tegen een steunbeer een stookhok gebouwd, dit in een ambachtelijk-traditionele bouwtrant met enige verwijzing naar de Chalet-stijl. In het jaar 2014 is de kerk gerestaureerd en werd voorzien van toilet en pantry.

db_spannum_15742080001945606.jpg In het torengedeelte bevindt zich thans de consistorie en is nu vanaf de hal direct bereikbaar. Deze hal is vergroot doordat de houten wand van het kerkgedeelte verplaatst is naar de voorzijde van het orgel. De houten vloer van het middenpad is verwijderd en de grafzerken zijn zichtbaar geworden en zijn nu beloopbaar.

In het jaar 1876 werd in het dorp Spannum een “Christelijke Kost- en Dagschool” voor meisjes geopend. Deze school was een initiatief van ds. Johannes Krull. Deze dominee was als hervormd predikant van 1870 tot en met 1893 verbonden aan de Spannummer kerkgemeenschap. Zijn eigen kinderen waren destijds op een kostschool in Oosterbeek geweest en hij vond dit een uitstekende opleiding voor meisjes van christelijke huize.

Ds. Krull overtuigde de kerkvoogden van Spannum-Edens om aan de westrand van het dorp Spannum voor een aanzienlijk bedrag een kostschool met inrichting te laten verrijzen. Immers de kerk was goed bij kas en mocht er “ goede werken” mee verrichten. Op een flink perceel grond verrees een markant internaat. Het budget was ruim en dat blijkt wel uit het feit dat de bekende tuinarchitect Gerrit Vlaskamp de tuin mocht inrichten.

Uit een wervingsadvertentie in de Leeuwarder Courant blijkt dat het kost- en leergeld fl 400,- per jaar bedroeg. Dit was een behoorlijk bedrag in die tijd en was vooral weggelegd voor gegoede families. Vooral boerendochters uit Friesland en Groningen gingen zich in grote getale aanmelden. Bij de opening van de school sprak ds. Krull o.a. de volgende woorden: “men leert niet licht te veel” en “ook ten plattelande de beschaving in kleding en zeden daalende is” en “kome weldra bij het uitwendige ook het inwendige”.

Ruim 25 meisjes, leeftijd 12-16, kregen onderwijs in Frans, Engels, Duits, handwerken, huishoudkunde en muziek. Ook Bijbelse geschiedenis mocht niet ontbreken, het christelijk element stond bij alles voorop.

De eerste directrice was freule Louise Jacqueline Aarsen uit Groningen. In het begin ging het de school voor de wind en werd het internaat met een schoolgedeelte uitgebreid. (geheel links op de foto zichtbaar) De dames werden per rijtuig gehaald en gebracht. Het was in de ogen van kritische mensen een elitaire bedoening en daar werd uiteraard ook op gereageerd. Er verschenen artikelen in de kranten zoals in het Sneker en Bolswards Nieuwsblad en de Leeuwarder Courant. Hierop reageerde een Harlinger boterkoopman dat de (boeren)dochters wel goede manieren en vreemde talen leerden maar boter maken niet op het rooster stond.

Het was een strenge school met eigen regels. De dames stonden om half zeven al op en het programma duurde tot zeven uur ’s avonds. Tot negen uur was er nog gelegenheid om te handwerken.

De gevorderde dames mochten door de week alleen Frans spreken; overtrad je dit gebod dan kreeg je een koordje om de nek als straf en kreeg een spreekverbod tot het moment dat een medeleerling dezelfde fout maakte. Fries spreken was geheel uit den boze. Alleen op zondag mocht er Nederlands worden gesproken, de dames gingen ter kerke op een voor hen gereserveerde plaats in de kerk, dit om contacten met de dorpsbewoners te voorkomen.

De school was een echt vrouwen bolwerk een oude tuinman was de enige man op de loonlijst. Ooit viel een meisje in de sloot, de sterke smid van de overkant zag dit en stak haar een hand toe…. Het meisje schreeuwde “aan mijn lijf geen mannen handen”, “verzuip dan maar” was het antwoord van de smid.

Tussen de middag werd er dagelijks gewandeld, dit keurig in rijen van drie, de laan westelijk van het dorp werd hiervoor speciaal met bomen beplant, dit om de dames uit de wind en felle zon te houden. Na 1900 was er steeds minder belangstelling voor deze opleiding en daarom werd de school in het jaar 1905 gesloten. Het aangebouwde schoolgedeelte werd gesloopt en de woning fungeerde hierna nog kort als burgemeesterswoning.

db_spannum_15913152004091414.jpg Deze markante woning op Tsjerkebuorren 31 is nog in zeer goede staat en heeft nog steeds een woonbestemming.

Fries schrijver en voordrachtskunstenaar.

Waling Gerrits Dijkstra werd op 14 augustus 1821 geboren in Vrouwenparochie als zoon van een bakker. En Waling was dan ook voorbestemd om zelf bakker te worden. Zijn ouders huurden in 1824 een bakkerij in Spannum. Waling bleef in eerste instantie bij zijn grootvader wonen in Vrouwenparochie maar kwam ook regelmatig in Spannum en ging daar ook op de lagere school. Over zijn schooljaren in Spannum schreef hij later dat dit een grote wilde boel was. De schoolmeester was nauwelijks in staat de kinderen iets te leren.

In 1840 nam hij de bakkerij over maar hij had niet veel plezier in het vak. Zijn klanten konden zijn brood niet erg waarderen en Waling had al snel genoeg van al het geklaag over zijn brood. Hij schreef het volgende gedicht daarover :

Der komme eltse dei in bulte kleijers. Dan is myn brea net nôch, dan is ’t to weak fan daei, Dan binn’ de bôllen skier, dan binn’ de stuten taei. Dan binn’ bakken hurd, de krintepofkes knarsich, Dan is myn brea to toar, to simmilich of to moassich. Dan is myn kleinguod sûr, oft smakket nei de gêst,
Dan ha’k to gjirrig oer sukkade en krinten west. Dan seit de ien: it brea mat better trape wurde, ‘t Is lang net ticht genôch, “ hwa soe dy praetsjes hurde ! By boer of boarger, oft de bakker krijt der fan,
Dus lju dy’t jonges ha, dy jow ik dit to rieden, Om nea in brave soan as bakker op to lieden, Dy’t faer of moer formoarde en al syn neiste bloed, dy is, dat hâld ik fol, foar bakker noch to goed.

In 1853 verkocht hij de bakkerij en probeerde de kost te verdienen als schrijver. Hij heeft tijdens zijn leven een aantal belangrijke initiatieven genomen die van grote invloed waren op het voortbestaan en de ontwikkeling van de Friese taal. Waling was zeer geïnteresseerd in literatuur en publiceerde al voor hij achttien was enkele Friese ballades. Hij liet zich inspireren door de Friese volksverhalen en gedichten, die vanaf 1834 werden gepubliceerd door Eeltje en Joost Hiddes Halbertsma. Waling was een voorvechter voor de Friese taal en schreef zijn gedichten en volksliederen meestal in het Fries.

db_spannum_15742080009461922.jpg In zijn Spannumer tijd schreef hij op een mooie zomerdag zijn mooie en zeer bekende lied Simmermoarn, bestaande uit 4 coupletten.

Hwat bistou leaflik rizende simmermoarn ! ’t Opgeande sintsje laket my oan.
‘Hoantsje kraait kûkelû, ’t douke ropt rûkûkû. Ik wol ek sjonge fleurich fan toan.
Alles wat libbet docht der nou sines bij, Fôltsjes en kealtsjes, hynders en kij.
Guoskes dy’t snetterje, skiepkes dy’t bletterje, Lamkes dy’t springe, nuvere blij.
‘t Ljurkje yn’e wolken, d’ eintsjes yn’t lizich wiet. Moskjes en sweltsjes, elts sjongt syn liet.
Earbarren klapperje, ljipkes wjukwapperje, Skries op ‘e hikke ropt grito-griet.
‘k Woe foar gjin gûne dat ‘k jit te sliepen lei, ’t Is my sa noflik ier op ‘e dei.
Protters dy’t tsjotterje, eksters dy’t skatterje: Alles is fleurich, ik bin it mei.

Waling trouwde in 1850 met Hinke Huizinga, met wie hij samen een zoon kreeg. Helaas overleed Hinke in 1851 en een jaar later ook zijn zoon. In 1855 trouwde hij opnieuw, met Afke Jans de Boer en met haar kreeg hij elf kinderen.

Om voor de grote huishouding de kost te verdienen schreef Waling Dijkstra veel.

In 1856 trad Waling in dienst bij Telenga’s boekhandel en uitgever in Franeker en verhuisde naar Franeker. Vanaf die tijd zou Waling Dijkstra volledig in zijn onderhoud voorzien door schrijven, het houden van voordrachten en het werk in de boekhandel en uitgeverij. In 1861 vestigde hij zich als zelfstandige boekhandel in Holwerd. Van omstreeks 1860 tot 1885 was hij ’s winters bijna elke avond ergens in de provincie om voordrachtsavonden te geven, de zogenoemde Frieske Winterjoenenochten , die zeer populair werden.

In 1885 werd hij belast met de eindredactie van het Friesch Woordenboek. In 1892 werd het eerste deel van een bundel Friese volksverhalen, getiteld Uit Friesland’s volksleven van vroeger en later, uitgebracht. En in 1896 het tweede deel, samen bijna 900 bladzijden over volksverhalen, sprookjes en gezegden. Ook was hij een van de eersten die zich toelegde op het schrijven van kinderboeken.

Waling Dijkstra kwam uit een orthodox-protestantse geloofsgemeenschap, maar koos op jonge leeftijd voor het modernisme en in politiek opzicht voor het liberalisme. En streed voor eenvoud en waarheid als burgerlijke deugden.

Van calvinistische zijde ondervond hij veel kritiek vanwege de wijze waarop het de christelijke huichelarij in schijnheiligheid bespotte, in het bijzonder de predikanten. Hierdoor was hij niet geliefd onder de gelovigen.

Waling Dijkstra werd algemeen geëerd als grote man van de Friese beweging. Zijn liederenbundel uit 1848 werd meerdere malen herdrukt en dit gebeurde ook met zijn romans. Ook de Winterjoenenochten ontwikkelden zich als een nieuw genre en werden tot 1920 beoefend. Diverse door hem opgezette of gedirigeerde bladen en jaarboekjes vonden een brede verspreiding. Zijn werk aan de Friese spelling is van veel betekenis geweest, net als zijn folkloristisch werk.

Werken en activiteiten

  • Schrijver van o.a.
  • 2 verzamelwerken van totaal 900 bladzijden over de Friese volkskunde
  • 5 Friese liederenbundels
  • Jeugdboekjes
  • 5 romans
  • 25 toneelstukken
  • Vertalingen en bewerkingen voor het Friese toneel van 8 toneelstukken
  • 6 verhalen en een dialoog in het Bildts.
  • Voordrachtskunstenaar
  • Initiatiefnemer en redacteur van verschillende Friese tijdschriften
  • Lid van de redactie van het jaarboekje De Bye-Koer
  • Journalist voor de krant Friesche Volksblad
  • Schreef voor diverse verenigingsbladen
  • Verzamelaar van volksverhalen
  • Eindredacteur Friesch woordenboek