Dorpscanon van Sumar


Dorpscanon van Sumar


Sinds 1996 staat in Sumar, vlak bij de basisschool, het herdenkingsmonument De Molkbus. Op het gedenkteken staat de volgende tekst te lezen: Dit tinkteken is oprjochte nei oanlieding fan: de molkestaking april/maaie 1943 As oantinken oan har dy’t omkommen binne yn’e striid foar frijheid en rjocht.

"Dat wy rjocht en frijheid hoedzje"


Als de Duitse bezetter in de eerste oorlogsjaren met allerlei dwingende maatregelen steeds meer druk op de Nederlandse en Friese bevolking begint uit te oefenen, ontstaat er langzamerhand verzet. Er ontstaan verzetsorganisaties en ook het "gewone" volk komt meer en meer in verzet. Dat komt o.a. tot uiting als eind april 1943 voormalige Nederlandse militairen in krijgsgevangenschap naar Duitsland worden weggevoerd, waarna in Friesland de "molkestaking" uitbreekt.
De boeren leveren geen melk meer aan de zuivelfabrieken. Ook Sumarder boeren doen mee.

Op 2 mei dreigt de bezetter met ter dood veroordeling als de stakers blijven weigeren melk te leveren. De burgemeesters krijgen opdracht aan te dringen op beëindiging van de staking. Vanaf 3 mei wordt er weer melk geleverd, maar nog niet door Freerk Wijma uit Sumar.

Als op 4 mei, bij een confrontatie met de Ordnungspolizei, Wijma zich blijft verzetten, wordt hij op zijn eigen erf neergeschoten (zie venster Freerk Wijma). De herdenking van 50 jaar bevrijding in 1995 is in Sumar de aanleiding voor een uitgebreid feestprogramma. Onderdeel hiervan is een initiatief van de beide basisscholen tot het oprichten van een herdenkingsmonument voor de "Molkestaking". Dit initiatief is door de Vereniging van Dorpsbelangen overgenomen en heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat op 4 mei 1996 "De Molkbus" is onthuld. "De Molkbu" is een markant punt in het dorp geworden.

Op 4 mei vindt hier de jaarlijkse dodenherdenking plaats. De herdenking is uitgegroeid tot een waardig moment van terugblikken en gedenken, breed gedragen door de inwoners van Sumar. De leerlingen van de basisschool zijn hierbij ook vertegenwoordigd mede omdat "De Molkbus" bij het oprichten door de scholen is geadopteerd.

In 1868 laat Jelle Eelkes Boonstra op de hoek van de huidige Damsingel en de Gravinneloane een woning bouwen. Hij is wagenaar (menner/koetsier) van beroep, maar staat ook als koopman in de boeken. In 1873 overlijdt Boonstra. Zijn vrouw, Eelkje Jans Jongsma, blijft er wonen en hertrouwt in 1875 met Jacob Eelkes Hemrica.
In 1878 wordt het pand "bij geregtelijke uitwinning" (executie-verkoop) ten laste van Jongsma en Hemrica verkocht. De verkoop vindt plaats op verzoek van Clemens Käller, die winkelier is in Leeuwarden. Eelkje geeft als beroep eveneens winkelier op. Wellicht staat Eelkje bij Käller in het krijt. Käller koopt het pand zelf en Eelkje en haar echtgenoot moeten daarna elders onderdak zoeken. Käller biedt het pand in de jaren daarna enkele malen te koop aan, waarbij huur ook een optie is. 

In 1889 koopt de dan in Bergum woonachtige vleeschhouwer (slager) Jan Roels Wijmenga het door Romke Tjallings van der Veen gehuurde pand, een woonhuis en tapperij, van Clemens Käller voor f 724,-. Pas in 1891 vinden we de eerste melding in de Leeuwarder Courant over een verkoop in "de herberg van J.R. Wijmenga in Suameer".
In aangiften van geboorten van zijn kinderen geeft Wijmenga echter steeds als beroep "vleeschhouwer" op.
In 1900 staat bij het verkrijgen van een vergunning om een stuk grond te vervenen (turfwinning) Wijmenga als ‘herbergier en slager’ te boek. In de geboorteakte van zijn dochter Bintje (1903) is "herbergier" als beroep vermeld. Hij zal beide beroepen naast elkaar hebben vervuld, hetgeen in die tijd niet ongebruikelijk is. 
In 1896 vindt de aanleg plaats van de NTM-tramlijn van Drachten via Sumar naar Burgum. Schuin tegenover het café verrijst het station "Suameer".
Tot 1913 moeten trampassagiers op dit station overstappen van de paardentram op de stoomtram of andersom. Daarom is er veel bedrijvigheid op het station en Wijmenga speelt daar met zijn café handig op in. Hij laat een veranda voor het pand bouwen en noemt zijn café voortaan "Tramzicht". In 1913 verdwijnt de paardentram en wordt over de hele lijn met stoomtrams gereden. Suameer is daarmee een "gewoon" station geworden zonder overstappende passagiers. Gevolg: veel minder drukte en dus minder potentiële klanten voor het café. 
In 1921 overlijdt Jan Roels Wijmenga. Zij weduwe Japke Jans Riedstra zet het cafébedrijf voort. In 1927 verleent de gemeente Tietjerksteradeel aan zoon Klaas een vergunning voor het schenken van sterke drank. In datzelfde jaar realiseert Klaas z’n broer Romke een aanbouw aan het pand, waarin de slagerij komt. Ook bezorgt men vlees(-waren) met een transportfiets. Menige fles sterke drank, verstopt tussen het vlees, bereikt ook op deze manier zijn bestemming.
Rond 1950, na het opbreken van de tramlijn, wijzigt Klaas de naam van het café in "De Koekoek". Deze naam wordt gekozen omdat, zo wordt verteld, de Wijmenga’s ook de "Koekoekjes" worden genoemd.
Er is een tweede lezing: de Wijmenga’s waren namelijk historisch geïnteresseerd. Het is goed mogelijk dat de naam aan hun brein is ontsproten door  enkele oude verhalen. Nonnen van het klooster te Sigerswâld (bij Garyp) zouden in het jaar 1532 veertien mad (circa 7,5 ha) veen, gelegen onder Suameer bij de Kukuytsboom (Koekoeksboom) geërfd hebben van ene Sjouck van Camming(h)a.
Een ander verhaal luidt dat op de naast het café gelegen Gravinneloane in een ver verleden een gravin met haar koets en paarden een moeras in reed en daarin verdween. Dat zou zijn gebeurd op de plaats waar vóór de aanleg van de Centrale As (2016) de Gravinneloane de Van Harinxmaweg kruiste. Opmerkelijk is dat in het jaar 1900 vader Jan Roels Wijmenga toestemming krijgt twee percelen grond (Bergum C125 en C135) te vervenen. En laten deze percelen iets ten noorden van de Gravinneloane liggen juist op de plaats waar …. deze de Van Harinxmaweg ooit kruiste.
Combinatie van beiden verhalen zou de Wijmenga’s hebben doen besluiten hun café "De Koekoek" te noemen. Overigens vertellen Sumarders op leeftijd dat zij de Wijmenga’s altijd gekend hebben als de Koekoekjes, ook toen het café nog "Tramzicht" heette.
Wanneer de horeca-activiteiten er zijn gestopt, is niet precies bekend. In 1960 zou de horecavergunning zijn vervallen. Ook wordt het jaar 1971 genoemd, als cafébaas Klaas Wijmenga overlijdt. In 1976 komt het pand in de verkoop. Er is al een bod gedaan van bijna f 33.000,-. Voordat de finale-verkoop plaatsvindt, koopt een groep verontruste Sumarders het pand. Men is bang dat een nieuwe eigenaar het pand grondig zal verbouwen, met weinig of geen aandacht voor de historische betekenis ervan. Na een grondige  restauratie krijgt het pand een woonbestemming. 
In 1994 koopt buurman N.T.F. (nu Sonac) de Koekoek, waarna het deel uitmaakt van hun bedrijfspanden. Tegenwoordig is er een woonwinkel gevestigd. De vanaf september 1986 maandelijks in Sumar verschijnende "Doarpskrante De Koekoek" is genoemd naar het voormalig dorpscafé. Daarom staat het café al jaren op de omslag afgebeeld. Achterliggende gedachte hierbij zou zijn dat op het bankje op de veranda de ouderen uit Sumar destijds hun nieuwtjes uitwisselden, iets wat "Doarpskrante De Koekoek"  nu via het geschreven woord doet.

Op 18 februari 1925 richtte José Vigevéno de N.V. Nederlandsche Thermochemische Fabrieken (N.T.F.) op.
Voor dit destructiebedrijf had hij een chemicus nodig en hiervoor trok hij Hendrik Jacob Prins aan. Naar beide heren is later in Sumar een straat genoemd. Op de locatie waar in de jaren 1925/1926 de fabriek in Sumar werd gebouwd (tegenwoordig heet deze weg de Damsingel), was vanaf 1912 in een boerenplaats vleesfabriek ‘De Phenix’ gevestigd. Eigenaar hiervan was de in Leeuwarden wonende Charles Mozes Nijveen, net als Vigevéno van Joodse afkomst. Nijveen bezat in Leeuwarden ook nog een paardenslachterij. De fabriek werd op 15 april 1926 geopend. Sumar moest de eerste worden in een rij van destructiebedrijven in een landelijke opzet. Door de crisis van de 30er jaren van de vorige eeuw zijn deze ambitieuze plannen echter nooit verwezenlijkt.

In de Tweede Wereldoorlog namen Duitse bewindvoerders het destructiebedrijf over en lieten het in 1945 in een onttakelde toestand achter. Tijdens de oorlog overleed in Kamp Westerbork oprichter Vigevéno aan een hartaanval. Na de oorlog wijdde Prins al zijn energie aan de wederopbouw van het bedrijf. Prins overleed in 1958. Strengere milieunormen leidden er toe dat in de 90er jaren in de onmiddellijke omgeving van de fabriek een groot aantal woningen werden gesloopt. Vervangende nieuwbouw aan De Finne en De Jister gaf een aantal bewoners een nieuwe woonplek in het dorp. De N.T.F. investeerde veel in de reductie van de stankoverlast en met succes. Ook het feit dat het bedrijf na de MKZ-crisis van 2001 overgeschakelde van het verwerken van kadavers naar uitsluitend slachtafval, heeft er mede toe geleid dat in Sumar amper nog iets te merken is van de aanwezigheid van de Stjonkfabryk. In 1996 veranderde de naam van het bedrijf in Rendac. In 2003 opnieuw een naamsverandering. Sindsdien prijkt de bedrijfsnaam Sonac op de gevel. Net als de N.T.F. en de Rendac is ook de Sonac een belangrijke werkgever in Sumar en steunt het tal van initiatieven en verenigingen in het dorp.

In 1880 wordt de Nederlandsche Tramwegmaatschappij (N.T.M.) opgericht met als doel door heel Nederland over of langs bestaande wegen tramlijnen aan te leggen.
Al in 1881 wordt de lijn Veenwouden-Burgumerdaam aangelegd en geopend.
Meteen daarna, in 1882, wordt het aansluitende baanvak van de Burgumerdaam, over Sumar, Nijega en Opeinde naar Drachten opgemeten en in kaart gebracht. In Sumar wordt de tramlijn geprojecteerd langs de route: Damsingel, Knilles Wytseswei, Greate Buorren en Heerenweg en zo naar Nijega. De uitvoering van de plannen lopen grote vertraging op omdat de gemeente Tytsjerksteradiel het gebruik van de stoomtram op haar grondgebied verbiedt. Alleen een paardentram wordt toegestaan, net zoals reeds het geval is op de lijn tussen Veenwouden en Burgumerdaam. Dit is reden voor de N.T.M. om de aanleg ervan voor lange tijd op te schorten en haar aandacht aan andere tramlijnen te besteden.
In 1896 begint de N.T.M. met de aanleg van de tramlijn tussen Burgumerdaam en Drachten. De gemeente staat het gebruik van de stoomtram nu wel toe omdat een geheel andere route wordt gevolgd. De tram rijdt namelijk vanaf Sumar op een eigen vrije spoorbaan over de "Suameerderheide"  naar Nijega. In Sumar wordt aan de "Weg naar Garijp" een tramstation gebouwd. De locatie waar het station ooit stond, vindt u tegenwoordig tussen Dr. Prinsweg 5 en de Knilles Wytseswei. Op de foto van het tramstation zijn de bomen langs laatstgenoemde weg duidelijk te zien.
Op het station moet nog wel van de stoomtram worden overgestapt op de paardentram, die de reizigers naar Burgum en verder vervoert. In 1913 staat de gemeente ook op het baanvak SumarVeenwouden de stoomtram toe en is overstappen in Sumar verleden tijd. Vanwege de opkomst van het passagiers- en vrachtvervoer met respectievelijk de autobus en de vrachtwagen neemt het vervoer per tram na 1930 geleidelijk in betekenis af. In 1948 valt het doek. De rails worden opgebroken en op de vrije eigen spoorbaan over de ‘Suameerderheide’ wordt een weg, de Bosweg, aangelegd. In de volksmond wordt de Bosweg dan ook nog steeds "Trambaan" genoemd, historisch gezien een betere naam dan "Bosweg".
Het tramstation wordt verbouwd tot Dorpshuis en later tot woning. In 1985 wordt het gesloopt, waarmee het laatste restje van 52 jaar tramgeschiedenis uit Sumar verdwijnt.

Een van de meest beeldbepalende gebouwen van Sumar is de dorpskerk. De van oorsprong Hervormde kerk is gebouwd in 1769. De inwijding heeft plaats gevonden op 12 november 1769. Daarvoor stond er op dezelfde plaats ook al een kerk. Van deze kerk is een afbeelding uit 1722 (Fries Prentenkabinet) bekend, getekend door Jacobus Stellingwerf. Er mag van worden uitgegaan dat het eerste tufstenen kerkje uit de 12e eeuw stamt en dat Sumar al sinds die tijd, als een verzameling verspreid gelegen boerderijen met een kleine kern bij de kerk, als dorp bestaat. Als we als denkbeeldig bezoeker door het hekwerk het geelstenen pad naar de kerk oplopen, valt boven de deur in de toren een mooie gedenksteen op met de tekst: ‘Ons In en Uitgaan Zij O Heer, Voor Ons Tot Zegen, U Tot Eer’. De gedenksteen is versierd met het wapenschild van Henricus Wiardus van Altena, Grietman van Tytsjerksteradiel. Dat de naam en het wapenschild van een overheidsdienaar zo’n in het oog springende plaats aan het kerkgebouw inneemt, is tekenend voor de rol van de overheid in de kerk. Het geluid van de zware klink van de massieve kerkdeur weerklinkt in het portaal onder de toren als we naar binnen gaan. In het portaal is het donker. Direct rechts bevindt zich een smalle trap naar het orgel. Recht vooruit is de deur naar een kleine consistorie en als we de deur aan de linkerkant openen, betreden we de kerkzaal. Wat direct opvalt zijn de schitterende gebrandschilderde ramen. De warme heldere kleuren van de ramen worden versterkt door het invallende zonlicht. De ramen zijn in 1770 geschonken door koning Willem V, een aantal hoge regeringscolleges en de grietman en gemeentesecretaris van Tytsjerksteradiel. De gebrandschilderde ramen zijn gemaakt door de Sneker glasschilder Ype Staak. Als we de blik in de rondte laten gaan en langs de mooie kandelaars naar boven kijken, valt het oog op het orgelfront. Dit Bakker en Timmenga-orgel is op 7 maart 1907 in gebruik genomen. Ook de eikenhouten preekstoel trekt de aandacht. Gelet op de vormen moet dit kunstwerk dateren uit het midden van de 17e eeuw en het ligt dan ook voor de hand dat de preekstoel ook in de kerk van voor 1769 heeft gestaan. Als we de kerk verlaten, slaat de klok het uur van de dag. De huidige klok is door Van Bergen in Heiligerlee gegoten, waarschijnlijk op 2 juni 1949 want het opschrift op de klok luidt: 24 – 3 – 1943  Mijn voorganger door Duitse tyrannie verdwenen 2 – 6 – 1949 Ben ik opnieuw verschenen. De klok weegt 575 kg, de diameter is 96 cm en de toonsoort is Gis. 

In 1453 is er bij Burgum/Sumar sprake van de Lioedsmersdaam (Burgumerdaam). Dit is geen dam zoals we die tegenwoordig kennen maar een ondiepte in het vaarwater waarover men, door het water rijdend of wadend, de andere oever kan bereiken. Eis die daar men toen bij stelde, is dat een half geladen schuit de deels onder water liggende dam ook moet kunnen passeren. In oostelijke richting varend, komt men op het Bergumermeer. In 1508 graaft men aan de oostzijde van dat meer bij Schuilenburg een doorvaart naar Groningen. Dit blijkt een nuttige verbinding te zijn die in de jaren 1574-1576 wordt verbeterd door de Spaanse kolonel Caspar de Robles. Later heet dit vaarwater Caspar de Roblesdiep of Kolonelsdiep. Het vaarwater aan de westzijde van het meer heeft op de landkaarten dan nog geen naam.Op een landkaart uit 1718 staat een deel van het (vaar)water westelijk van Burgum/Sumar als Wijde Ee vermeld. Het meanderende smalle vaarwater tussen Wijde Ee en Bergumermeer is dan nog steeds zonder naam.In het boekje ‘Wandelingen van mijn oud-oom den Opzigter’, in 1841 geschreven door H. van Rollema (pseudoniem van Hobbe Baerdt van Sminia), noemt de schrijver de naam van het smalle vaarwater. Westelijk van de brug te Bergumerdam is dat de Kromme Ee, oostelijk van de brug de Groningervaart. In 1842 graaft men een nieuwe doorvaart bij Bergumerdam. Deze is ongeveer 10 meter breed en 1,2 meter diep. Over de doorvaart bouwt men een nieuwe brug met een doorvaartbreedte van ruim 5 meter.In 1914 zorgt de komst van de stoomtram ervoor dat er een nieuwe draaibrug over de Groningervaart nodig is. De brug heeft twee doorvaarten van elk 9 meter. Naar schatting is de Groningervaart dan ruim 25 meter breed. Volgens een artikeltje in de Leeuwarder Courant (1920) is de bodembreedte van de vaart dan 16 meter.In 1936 begint de uitvoering van de Kanaalplannen (kanaal Stroobos-Lemmer) met het vergroten van de vaargeul in het Bergumermeer naar 40 meter breedte en 3 meter diepte. Een paar jaar later, in 1940, begint men met het graven van een bochtafsnijding te Bergumerdam, juist ten noorden langs de Groningervaart. Deze wordt 65 meter breed en 3 meter diep. Ook begint dan de aanleg van een nieuwe hoge brug met een doorvaartbreedte van 12 meter. In de Tweede Wereldoorlog werkt men op onregelmatige tijden verder aan de ‘Kanaalplannen’. In 1944 komen alle werkzaamheden stil te liggen wegens gebrek aan bouwmaterialen en arbeidskracht. Na de oorlog gaan de werkzaamheden verder. In 1948 neemt men de nieuwe hoge brug in gebruik en vindt de doorgraving van de oude weg tussen Sumar en Burgum plaats. De oude doodlopende Groningervaart wordt dan een kleine haven (nu ter hoogte van het bedrijf Noppert Beton). Ook het water op het bedrijfsterrein van de scheepswerf is een restant van de oude vaarroute. In de jaren van de wederopbouw vestigden zich enkele grote bedrijven aan de zuidzijde van het kanaal: Scheepswerf Hoogezand (later Damen Shipyards), Noppert beton, Konstruktiewerkplaats Bergum (nu BSB Staalbouw) en de Papierfabriek Friesland (nu SCA). Het kanaal vormt, in verband met de aan- en afvoer van grondstoffen en producten, een belangrijke plus om zich juist daar te vestigen. In 1955 stellen Gedeputeerde Staten van Friesland voor het kanaal Stroobos-Lemmer voortaan Prinses Margrietkanaal te noemen. Het voorstel wordt na felle discussies aangenomen onder voorwaarde dat de historische namen (zoals Kromme Ee en Groningervaart) lokaal gebruikt blijven worden. In 2007 vindt "verfriesing" van de waternamen plaats. Voortaan dus de Grinzer Feart en Krûme Ie.  In 2014 vindt voor het lokale verkeer de bouw plaats van een nieuwe hoge brug met een doorvaarbreedte van 22 meter, de oude wordt daarna gesloopt. Het doorgaande verkeer maakt vanaf 2016 gebruik van het Hendrik Bulthuis Akwadukt. Een voor de scheepvaart hinderlijke bocht verdwijnt bij het graven van een nieuw stuk kanaal juist zuidwaarts van de Krûme Ie. Daarmee verliest de Krûme Ie zijn functie als vaarwater. Werd het vaarwater in 1453 gebruikt door kleine schuiten, het huidige Prinses Margrietkanaal is geschikt voor scheepsklasse Va, Groot Rijnschip, lengte 110 meter, breedte 11,4 meter en diepte 3,5 meter.

Jan Klazes Elzinga is op 28 mei 1882 in Sumar geboren. Na 8 jaar lagere school gaat hij naar de ambachtsschool in Leeuwarden en haalt daar het diploma bankwerker. Op 16-jarige leeftijd bouwt hij van eenvoudig materiaal een miniatuur-zuivelfabriek compleet met centrifuges, karns en boterkneders. Ook maakt hij een eenvoudige miniatuur-zaagmolen, naar het voorbeeld van de molen die toen op de Burgumerdaam stond. Jan heeft een mystieke inslag en is een gelovig man. In Amsterdam ziet hij, tijdens een museumbezoek in 1901, een voorstelling van wassenbeelden van Salomo’s eerste rechtspraak: een Bijbels verhaal waarin koning Salomo moet oordelen over twee vrouwen die strijden om dezelfde baby. Het bezoek inspireert hem om hiervan een mechanisch kunstwerk te maken. Thuis in Sumar werkt hij vervolgens vier jaar lang aan de realisatie van zijn plan. Hij gebruikt hiervoor (afval)materiaal dat hij van een fietsenmaker en een smid krijgt, zoals stukjes metaal, fietsspaken, spijkers en klosjes. De houten beeldjes snijdt Jan zelf met een vlijmscherp mes. Thuis aan het Mounepaed kunnen mensen komen kijken. Er zijn dagen bij met meer dan 100 belangstellenden. In 1905 krijgt het mechaniek een plaats op een kunst- en nijverheidstentoonstelling in Leeuwarden. Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik bezoeken deze tentoonstelling en tonen veel belangstelling voor de 35 minuten durende voorstelling van Salomo’s eerste rechtspraak. In de daarrop volgende jaren, zeker tot 1930, trekt Jan op gezette tijden met zijn mechaniek door heel Nederland. Belangstellenden kunnen op een tentoonstelling of in een café tegen betaling een voorstelling bijwonen. Als de belangstelling ervoor afneemt, legt Jan zich meer en meer toe op het repareren van uurwerken. Tijdens zijn carrière als uitvinder fabriceert Jan ook nog een "automatische bladomslaander" (voor bladmuziek) en een mechaniek om "tegen de wind in te zeilen". Via Oentsjerk en Huizum (Leeuwarden) gaat Jan met zijn gezin ten slotte wonen in Wirdum (Frl.) waar hij op 16 juni 1947 op 65-jarige leeftijd overlijdt. In 1959 krijgt het kunstwerk een plaats in het Planetarium in Franeker, later in It Coopmanshûs in dezelfde stad. In 1977/78 vindt een restauratie plaats van het kunstwerk, waarna het televisieprogramma "Van Gewest tot Gewest" er aandacht aan besteedt en daarbij het dan weer werkende kunstwerk laat zien. Momenteel staat het, helaas niet meer werkend, opgesteld in Museum Martena in Franker.

Toen er in Fryslân nog nauwelijks huisartsen waren, grepen plattelandsbewoners bij ziekte dikwijls terug op eeuwenoude geneeswijzen. Niet zelden riep men daarbij de hulp in van wonderdokters en duivelbanners. De in 1836 in Burgum geboren Kornelis Wijtzes van der Wal was zo’n wonderdokter. Hij verhuist in 1850 naar Sumar. Beroepsmatig houdt hij toezicht op een ploeg veldarbeid(st)ers op de tuinderijen van Okke Jansma. In die tijd begint hij met het behandelen van zieke dieren en van het één komt het ander. 
Als blijkt dat hij ook mensen geneest, komen zieken van heinde en verre naar Sumar. De toevloed van patiënten is zo groot dat het niet ongewoon is dat men 6 tot 7 uur moet wachten eer men aan de beurt is. Op normale dagen bezoeken zeker 50 zieken de wonderdokter en op hoogtijdagen meer dan 100. 
Kornelis Wijtzes is een man die weet dat aftreksels van bepaalde planten en kruiden op zieken een al dan niet vermeende heilzame werking heeft. Vaak geeft hij huismiddeltjes, maar ook wel drankjes en zalf. Achter zijn woning bevindt zich een kruidentuin zodat hij niet meer de natuur hoeft in te trekken om de benodigde kruiden en planten te zoeken.
Toch ontloopt de Sumarder wonderdokter een proces-verbaal niet wegens "het onbevoegd uitoefenen der geneeskunde". Op 30 juni 1900 maakt de Bergumer Courant hiervan melding. Of het daarna tot een veroordeling is gekomen? 
In 1903 laat Kornelis een nieuwe woning bouwen in Sumar. De woning aan de Knilles Wytseswei 8 staat er nog steeds met in de voorgevel een gevelsteen met de tekst: “Op den 23e Mei 1904 is door K.W.v.d.Wal de eerste steen gelegd” (zie afbeelding). Al in 1904 legt hij zijn praktijk neer wegens ‘overspanning’. Een jaar later, in 1905, overlijdt hij op 68-jarige leeftijd, mogelijk aan de gevolgen van bloedkanker. Uitgebreid speurwerk leverde tot op heden geen foto van de wonderdokter op. Ook een fles met zijn zogenaamde ‘Knilles Wytseswijn’ met op het etiket de naam ‘Old Particulier’ is nimmer teruggevonden.

In Sumar staat sinds 1996 een bijzonder herdenkingsmonument (zie venster ‘De Molkbus’).
Een naam die onlosmakelijk met "De Molkbus" is verbonden, is die van Freerk Wijma. Deze Sumarder boer doet in april/mei 1943 mee aan de "molkestaking". Onder zware druk van de bezetter wordt de staking gebroken en vanaf 3 mei wordt er weer melk geleverd, maar nog niet door Freerk Wijma. Dit komt omdat Wijma een grondige hekel heeft aan de Duitsers. Hij heeft in de meidagen van 1940 als militair tegen de Duitsers gevochten en daarbij zijn enkele van zijn makkers gesneuveld.

Op 4 mei 1943 komt een patrouille van de Ordnungspolizei op Sumarreheide een boerenarbeider tegen met een half gevulde bus melk bij zich. Hij wordt gedwongen te zeggen waar de melk vandaan komt. De melk is afkomstig van Wijma, waarna de patrouillewagen doorrijdt naar diens boerderij. De boerderij wordt meteen afgezet door de Duitsers. Wijma probeert nog te ontkomen via een slaapkamerraam maar dat lukt niet. Op de vraag of hij die morgen melk heeft geleverd aan de fabriek antwoordt Wijma dat hij dat niet heeft gedaan. Dan krijgt hij het bevel mee te gaan naar Leeuwarden. Dat weigert de boer. Hij moet gezegd hebben: “As ik dochs stjêre moat, sjit my dan mar dea op myn eigen hiem”.

Als Wijma voor de tweede keer weigert mee te gaan, geeft de Duitse commandant opdracht te schieten. Wijma wordt van dichtbij geraakt in zijn hoofd. Later op de middag overlijdt hij.
Freerk Wijma wordt op 6 mei 1943 in alle stilte in Sumar begraven. Hij laat een vrouw  en vijf kinderen achter.

Over het verhaal van Freerk Wijma en de molkestaking is een lesbrief ontwikkeld voor de basisscholen. Op 4 mei vindt de jaarlijkse dodenherdenking plaats bij "De Molkbus". Opmerkelijk is dat Freerk Wijma ook op 4 mei is neergeschoten en overleden.